Persoonswoorden van enkelvoud naar meervoud

Zet persoon en werkwoord in het meervoud.
- Hij staat voor de klas.
- Jij zit op een stoel.
- Zij staat buiten.
- Ik sta bij de bushalte.
- Jij staat in de keuken.
- Hij gaat naar de markt.
- Ik ga naar huis.
- Zij gaat naar school.